trenarzh-CNnlitjarufanl

Nieuw ontworpen voorkant.

[137]

Algemeen overzicht van den bouw en de levenswijze derAmphibiën.

Een diepe klove scheidt de tot dusver behandeldeGewervelde Dieren van die, welke nu nog beschreven moeten worden. Geneademen in alle levenstijdperken door longen, verreweg de meeste anderetot op een zekeren leeftijd of levenslang door kieuwen. In de klasse,die ons nu zal bezig houden, vindt diensvolgens bijna altijd een„gedaantewisseling” plaats, zooals bij de lagere ofOngewervelde Dieren zeer algemeen waargenomen wordt; dit beteekent datde leden dezer diergroep, als zij het ei verlaten, nog niet den bouw ende organisatie hunner ouders vertoonen, maar beide eerst laterverkrijgen door den overgang uit den toestand van „larve”in dien van volkomen dier.

De Amphibiën zijn in nog hoogere mate verwant aan de Visschendan de Reptiliën, die men vroeger met hen tot éénklasse vereenigde, tot de Vogels naderen. Gedurende hun jeugd leven zijals Visschen, eerst op rijperen leeftijd worden zij in staat gesteld om„amphibiotisch” te zijn, d. i. „zoowel op het landals in het water te leven,” hoewel zij, verreweg de meestealthans, zich nooit ver van het water verwijderen en er nooit geheelonafhankelijk van worden.

Tot de Amphibiën behooren velerlei, onderling zeerverschillende vormen. „Bij sommige van hen”, zegtKarl Vogt, „ontbreken de ledematen geheelof zijn hoogst gebrekkig ontwikkeld en heeft het lichaam een rolronde,wormvormige gedaante; bij andere gaan sterk ontwikkelde looporganengepaard met een breeden, afgeplatten romp, die dun of meer schijfvormigis. Bij de in den grond levende, pootlooze „Blindslangen”gelijkt het lichaam, dat geheel en al romp en nagenoeg staartloos is,op dat van een Regenworm, terwijl bij de in ’t water levendeAalsalamanders wel is waar een langwerpig, aalvormig lichaam, maar tocheen voor ’t zwemmen geschikte, zijdelings samengedrukte staartvoortkomt, die bij de hun verwante Olmen met een als vin dienenden,vertikalen huidzoom voorzien is. Bij vergelijking van deze en andereleden der klasse ziet men als ’t ware langzamerhand pootenverschijnen. Op allerlei trappen van ontwikkeling blijvend, zijn zijaanvankelijk volkomen ongeschikt om het lichaam te steunen en slechtsmet een gering aantal kleine, rudimentaire teenen uitgerust. Soms zijnalleen de voorpooten aanwezig, die als onbeduidende stompjes aan denhals hangen. Hoe meer de ledematen zich ontwikkelen, des te meer wordthet lichaam ineengedrongen en tevens afgeplat. Bij de Vorschachtigedieren verdwijnt de staart in volwassen toestand geheel, zoodat er geenspoor meer van overblijft en de kloakopening van hun schijfvormigenromp, evenals die van de wormvormige Blindslangen, aan ’tallerachterste gedeelte van ’t lichaam gelegen is. De achtersteledematen verkrijgen bij deze dieren een merkwaardig overwicht boven dekleine, korte en dikke, meestal binnenwaarts gerichte voorpooten, dieslechts 4 teenen hebben, terwijl de achterste er gewoonlijk 5 bezitten.De beweging op het land geschiedt meestal sprongsgewijs; door hetplotseling strekken van den poot verplaatsen de gespierdeachterschenkels het lichaam over een dikwijls tamelijk grootenafstand.”

Een hoofdkenmerk, waardoor de Amphibiën zich van deReptiliën onderscheiden, is gelegen in hun naakte huid. Bij demeeste Vorschen en alle Salamand

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!