[484]
Door de onderzoekingen uit den laatsten tijd zijn inhet stelsel der Vogels velerlei diep ingrijpende wijzigingen van devroegere rangschikking noodzakelijk geworden; een der meest in ’toog vallende voorbeelden hiervan is de nieuwe orde der Stootvogels, die de drie onderorden der Wurgvogels (Ciconiiformes),Fuutvogels (Colymbiformes) en Gansvogels(Anseriformes) omvat. De onderorde derWurgvogels is samengesteld uit de groepen der Grijpklauwvogels (Accipitres),Stapvogels (Pelargo-Herodii), Flamingovogels(Phoenicopteri) en Pelikaanvogels of Roeivoetigen(Steganopodes).
De eerste rang in deze orde komt toe aan de Grijpklauwvogels (Accipitres), diein vroegere stelsels met de Uilen tot de orde der„Roofvogels” vereenigd werden en onder den naam van„Dagroofvogels” er een onderorde van uitmaakten. Henbedoelen wij, wanneer wij den naam Roofvogelsbezigen. Alle tot deze groep behoorende wezens voeden zich, op zeldzameuitzonderingen na, zoo goed als uitsluitend met andere dieren. Hoewelvele ook aas voor lief nemen, dooden de meeste hunne slachtoffers bijvoorkeur zelf, nadat zij hen onverhoeds overvallen, of in de lucht, op dengrond, tusschen de twijgen of zelfs in ’t water nagejaagd hebben,kortom, zij verkrijgen hun buit geheel op de wijze van de Zoogdieren,die de orde der Roofdieren vormen.
De Grijpklauwvogels verschillen aanmerkelijk in grootte: sommigeworden hierin slechts door eenige Zwemvogels en de Struisvogelsovertroffen, terwijl enkele in omvang met een Leeuwerik overeenkomen.Alle tusschenliggende grootten komen bij hen voor. Hoezeer zij echterin dit opzicht uiteenwijken, zonder uitzondering hebben zijeigenschappen gemeen, die hen op onmiskenbare wijze tot leden vandezelfde groep stempelen. Hun lichaamsbouw heeft veel overeenkomst metdien van de Papegaaien. De groote, afgeronde, slechts bij uitzonderinglangwerpige kop is door den meestal korten en gespierden hals verbondenmet den korten, gedrongen, vooral over de borst breeden romp; forschgebouwd zijn ook alle afdeelingen van de ledematen, ondanks hun insommige gevallen bijna ongeëvenredigd groote lengte. Het is daaromniet eens noodig op de wapens en het vederenkleed van deGrijpklauwvogels te letten om hen als zoodanig te herkennen. Toch zijndeze de meest karakteristieke bestanddeelen van hun uitrusting. Desnavel gelijkt in vele opzichten op dien van de Papegaaien. Evenalsdeze is hij kort, op den snavelrug sterk gebogen, het voorste deel vanden bovensnavel sterk naar beneden gekromd, het achterste deel met eenwashuid bedekt. De bovensnavel is echter breeder dan de ondersnavel enomgeeft dezen; hij is onbeweeglijk; zijn haak is spitser, de zijrandenzijn scherper dan bij de Papegaaien het geval is. Dikwijls wordt desnijdende werking van de zijranden nog bevorderd door de aanwezigheidvan een tand boven de spits van de onderkaak; indien deze tandontbreekt, is de zijrand van de bovenkaak minstens benedenwaartsgekromd; slechts