trenarzh-CNnlitjarufanl

[476]

Achtste Orde.

De Vinduikers (Aptenodytiornithes).

De Vinduikers ofPingoeïns verschillen zeer vanalle overige leden hunner klasse. Zij zijn nog het naast verwant aan deStormvogels, maar herinneren op het eerste gezicht wel eenigszins aande Dolfijnen en de Visschen. Hun gestalte zou kegelvormig kunnenheeten, indien de romp in het midden iets dunner was. De hals ismiddelmatig lang, maar zeer dik, de kop klein, de snavel ongeveer zoolang als het overige deel van den kop, recht, forsch gebouwd, hard,zijdelings een weinig samengedrukt en dikwijls met dwarsgroevenvoorzien; de zijranden zijn scherp, de spits is eenigszins stomp. Depooten zijn hoogst eigenaardig van bouw; de vier teenen, waarvan deeerste of binnenste klein is, terwijl de drie overige door eenzwemvlies verbonden zijn, hebben alle een voorwaartschen stand. Devoorste ledematen gelijken eerder op vinnen dan op vleugels; hunneveeren zijn bijna tot schubben gevormd. Ook de gelijkmatige bekleedingvan het overige lichaam en het maaksel van de dakpansgewijs, doch nietop vedervelden geplaatste veeren herinneren aan het schubbenkleed derVisschen; met recht zou men dus de Vinduikers “Vischvogels”kunnen noemen.

De Pingoeïns, waarvan menachttien soorten onderscheiden heeft, vormen samen éénfamilie (Aptenodytidae). Alle bewonen hetzuidelijk halfrond, leven in de zee tusschen 30 en 75° Z.B. enbezoeken het land slechts gedurende den voortplantingstijd.


De Koningspingoeïn ofReuzenpingoeïn (Aptenodytes Pennantii) heeft een langen, slanken, aan despits flauw naar beneden gebogen snavel, die aan den wortel van deonderkaak en tusschen hare beide helften bevederd is; de forschgebouwde voeten hebben een geheel bevederden loop en lange teenen, diezeer lange en stevige nagels dragen; de vleugels zijn lang, smal envinvormig; de staart bestaat uit ongeveer 30 smalle, stijve,veerkrachtige veeren. De kop en de nek, de keel en de gorgel zijndonker bruinachtig zwart; achter het oor bevindt zich een dooiergele,langwerpig eivormige, overlangs gerichte vlek, die door een smallestreep aan de zijde van den hals verbonden is met de eveneensdooiergele voorvlakte van den hals; de gestreept leikleurig grauwebovendeelen zijn van de grootendeels witte onderdeelen gescheiden dooreen smallen, zwarten band, die zich langs de zijden van den dooiergelenhals en de eenigszins geelachtigen bovenborst uitstrekt; de vleugelszijn overlangs bandvormig geteekend. De snavel is bruinzwart, deonderkaak met uitzondering van de spits grootendeels helderkarmijnrood, de voet bruinachtig. Totale lengte 1 M. of meer,vleugellengte 35, staartlengte 8 cM.

Het verbreidingsgebied van deze soort begint in Patagonië enstrekt zich uit over alle deelen van de Zuidpoolzee tot Kerguelen-landen het Stewart-eiland.

De Goudharige Pingoeïn(Aptenodytes chrysocome) is een werkelijkprachtige Vogel, ongeveer 50 cM. lang en dus zoo groot als een Eend. Dekop, de hals, de rug, de zijden en de vleugels zijn zwart; de veerenboven het oog vormen een lichtgeelachtige kuif; de onderdeelen en deachterrand van den vleugel zijn wit; de snavel is roodbruin, de voetgrijsachtig wit.

De Goudharige Pingoeïn werd in zeer verschillende gedeelten vande Stille Zuidzee, en ook aan de oostkust van Patagonië, opVuurland en op Tristan d’Acunha gev

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!