De zonderlinge, in Europa niet voorkomende dieren, die men in het geslacht Peripatus („wandelaar”) heeft samengevoegd, behooren een afzonderlijke klasse in de groote hoofdafdeeling der Gelede Dieren uit te maken. Zij hebben eenige eigenschappenmet de Arthropoden gemeen en tevens kenmerken, die men overigens uitsluitend bij deWormen aantreft. Tot de Ringwormen (Annulata) werden zij gerekend, voordat men hun wijze van ademhalen had leeren kennen; zijbezitten luchtbuizen (tracheeën); deze staan met de buitenwereld in gemeenschap doortalrijke kleine openingen, welke over de geheele oppervlakte van ’t lichaam verspreidzijn, maar vooral in de middellijn van den buik gevonden worden. Aan het wormvormigelichaam kan men een kop onderscheiden met 1 paar sprieten en 1 paar kaken. De rompbestaat uit 14 à 42 segmenten, die ieder één paar ledematen (voetstompjes met 2 klauwen)dragen. Hieraan danken deze dieren den naam van Klauwdragers (Onychophora). Men noemt ze ook wel Oertracheaten (Protracheata), om aan te duiden dat men ze beschouwt als „voorloopers” van de door tracheeën ademendeArthropoden.—De wijfjes brengen levende jongen ter wereld.
De weinige tot dusver bekende soorten leven op soortgelijke plaatsen als de Duizendpootenin Zuid- en Middel-Amerika, Zuid-Afrika, Nieuw-Holland en Nieuw-Zeeland. Eén daarvan(Peripatus Edwardsii), die West-Indië en Cayenne bewoont, is 50 à 65 mM. lang, heeft 29 à 31 paar pootenen is grijsbruin van kleur.
Bij nagenoeg alle Arthropoden, die men onder den naam van Spinachtigen (Arachnoidea) in één klasse samenvat, heeft het lichaam twee afdeelingen: het kopborststuk (cephalothorax) en het achterlijf. (Uitgezonderd zijn de Solpugen, die een duidelijk begrensden kop hebben en een borststuk,dat uit drie volkomen gelijke ringen bestaat.) Het kopborststuk is altijd ongeleed,van boven beschut door een groot, meer of minder sterk gewelfd rugschild, van onderendoor een borstschild, dat meestal een geringen omvang heeft, daar het aan alle zijdenomgeven is door de heupen van de ledematen. De oogen, voorzoover aanwezig, zijn steedsenkelvoudig, 2 à 12 in getal, kunnen op verschillende gedeelten van het kopborststukvoorkomen en hebben dus geen bepaalde plaats; zij leveren door de wijze van rangschikkingkenmerken voor de onderscheiding van geslachten en soorten. Onder den vrijen voorrand van het rugschild is een paar ledematen vastgehecht, die door voorkomen en verrichtingaan kaken herinneren en bij verschillende orden van Spinachtigen in vorm niet weiniguiteenloopen. Zij ontspringen niet, gelijk de bovenkaken der Insecten, naast de mondspleet,maar er boven; in dit opzicht, en ook doordat zij hunne zenuwen uit den bovenslokdarmknoopontvangen, gelijken zij op de sprieten der tot dusver behandelde Gelede Dieren. Menheeft daarom deze met de werkzaamheden van kaken belas