trenarzh-CNnlitjarufanl

[358]

Achtste Orde.

De Tandeloozen (Edentata).

De bloeiperiode van deze Zoogdieren-orde is voorbij. In den voortijd leefden in Brazilië Tandeloozen, zoo groot als een Neushoorndieren nog grootere; de kolossaalste, thans nog levende leden der orde hebben hoogstens de afmetingen van een flinken Wolf. Onderde uitgestorven soorten waren er, die een overgang vormden tusschen familiën van hedendaagsche Edentaten, die nu door diepekloven van elkander gescheiden schijnen. Maar ook aan enkele van de thans nog bestaande soorten zal misschien weldra het lotbeschoren zijn om, evenals de vormen der voorwereld, vernietigd te worden: hunne dagen zijn geteld.

Bij de leden dezer diergroep is weinig te bespeuren van overeenstemming, die men bij de vertegenwoordigers van elk der andereZoogdieren-orden opmerkt. Het belangrijkste kenmerk, dat zij gemeen hebben, en dat hen van de overige Zoogdieren onderscheidt,is de eigenaardige samenstelling van het gebit. Er zijn onder de Tandeloozen wezens, waarop de naam der orde in haar zuiverstebeteekenis toepasselijk is, daar bij hen geen spoor van tanden voorkomt; bij de overige, die wel degelijk (en soms zelfs zeervele) tanden hebben, ontbreken nagenoeg altijd de snijtanden; de tusschenkaaksbeenderen zijn nl. bij alle Edentaten weinigontwikkeld, en alleen de in deze beenderen voorkomende tanden met die, welke er in de onderkaak aan tegenovergesteld zijn,heeten snijtanden. (Alleen bij de Gordeldieren treft men een paar onbeduidende tandjes in het tusschenkaaksbeen aan.) Echtehoektanden zijn er evenmin; deze naam komt nl. toe aan de tanden, die op den grens van het tusschenkaaksbeen en van het eigenlijkebovenkaaksbeen geplaatst zijn. Nu is wel bij eenige Luiaards de voorste kies zeer dicht bij den voorrand van het bovenkaaksbeengelegen en door een tusschenruimte van de overige kiezen gescheiden; hij onderscheidt zich echter in geen enkel opzicht vande maaltanden behalve door zijn grootere lengte. De maaltanden of kiezen hebben steeds een eenvoudigen, cilindrischen of prismatischenvorm en zijn door tusschenruimten van elkander gescheiden. Zij zijn wortelloos en bestaan uitsluitend uit tandbeen en cement,zonder eenig email. Slecht bij weinige soorten (Aardvarkens en sommige Gordeldieren) worden zij gewisseld,—gewoonlijk dusmaar éénmaal gevormd. Het aantal van deze tanden varieert van de eene familie tot de andere, en verschilt soms zelfs aanmerkelijkbij soorten, die tot eenzelfde groep behooren: eenige hebben slechts 20, andere wel 100 tanden.

De nagels zijn bij deze dieren zeer krachtig, maar eveneens vreemdsoortig ontwikkeld. Zelden zijn de teenen volkomen beweeglijk,altijd echter dragen zij nagels, die het uiteinde van het nagellid geheel omgeven, en zich hierdoor reeds duidelijk onderscheiden van de eigenlijke klauwen, die altijd aan het onderste gedeelte vande holle zijde een spleet vertoonen. Bij sommige zijn zij zeer lang, sterk gekromd en zijdelings samengedrukt, en bewijzenbij ’t klimmen belangrijke diensten, bij andere zijn zij korter, breed, bijna schopvormig en uitmuntend geschikt voor ’t gravenen wroeten in den grond.

Door het bespreken van het gebit en van de nagels hebben wij de algemeene kenteekenen van de Edentata uitgeput; want in alleandere opzichten vertoont hun lichaamsbouw een zeer groote menigvuldigheid van verschijnselen. Hun lichaamsbekleeding vooralwisselt af binnen zeer wijde grenzen; deze afwijkingen zijn nagenoeg even groot als bij alle overige Zoogdieren tezamen genomen.Sommige dragen een dichte, zachte vacht, andere een ruig, dor haarkleed; deze zijn met borstels, gene met schubben bedekt;bij eenige is het lichaam gehuld in een uit schilden (door ee

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!