De naam Sirenen wekt de herinnering aan verleidelijke gestalten uit de sprookjes der oudheid, die half vrouw, half visch de kristalhelderegolven van de zee bewonen en den armen menschenzoon door bekoorlijk gezang en nog aantrekkelijker gebaren, door bewegingenvan het hoofd en gloeiende blikken der oogen uitnoodigen zich tot haar te begeven, met haar te spelen, te koozen en—zich inzijn verderf te storten. Wie deze voorstelling zich vormt van de Sirenen der dierkundigen, zal bedrogen uitkomen. De natuuronderzoekershebben zich in dit geval uitsluitend laten leiden door hun voorliefde voor dichterlijke namen, zonder aan het poëtisch beeld,dat aan den naam verbonden is, recht te laten wedervaren. De naam Sirenen past bij de waterdieren, die wij nu beschrijvenzullen, ongeveer even goed of even slecht als die van de Grieksche boom-nymf Hamadryas bij een der vreemdsoortigste Apen, die waarschijnlijk alleen door de natuuronderzoekers schoon gevonden zal worden.
De Sirenen of Zeekoeien vormen een orde op zich zelf. Door haar inwendigen bouw stemmen zij nog het meest met de Hoefdieren overeen; zij kunnen beschouwdworden als een tak van deze diergroep, die zich gewijzigd heeft in overeenstemming met de eischen van het leven in ’t water.Vele dierkundigen voegden ze als een afzonderlijke afdeeling of familie aan de Walvischachtigen toe; de punten van verschiltusschen hen en deze dieren zijn echter zoo belangrijk, dat een samenvoeging in één orde niet geraden schijnt. De Sirenenzijn gekenmerkt door een kleinen kop, die duidelijk van den romp onderscheiden kan worden, en voorzien is met een dikken,gezwollen snuit, met borstelige lippen en met neusgaten, die aan de spits van den snuit gelegen zijn; zij hebben een plompenromp van eigenaardigen vorm, die schraal bekleed is met korte, borstelige haren, en een gebit, dat in vele opzichten van datder overige Zoogdieren afwijkt. Slechts twee ledematen zijn haar overgebleven, n.l. de twee voorste, en deze zijn echte vinpooten.Hunne teenen zijn zoo volledig omhuld door de algemeene lichaamshuid, dat de bewegelijkheid der leden ten opzichte van elkandergeheel opgeheven is. Uitwendig blijkt de inwendig zichtbare samenstelling van de hand alleen uit de sporen van nagels, dieer aan voorkomen. De staart, die het dier vergoeding moet schenken voor het gemis van de achterste ledematen, eindigt in eenhorizontalen vin. Er behoort een levendige verbeeldingskracht toe om in deze dieren, zelfs wanneer zij zich op een grootenafstand vertoonen, zeenymfen te zien: met het schoone lichaam van de vrouw hebben deze plompe, onbehouwen schepsels slechtsin zooverre iets gemeen, dat ook bij hen de tepels aan de borst (tusschen de borstvinnen) gelegen zijn en meer dan bij andereZee-Zoogdieren op de wijze van borsten uitpuilen.
Onze orde bevat slechts één familie—de Manaten (Manatidae)—, die gewoonlijk in drie geslachten wordt verdeeld, waarvan trouwens één—de Eigenlijke of Noordsche Zeekoe—niet meer onderde levende dieren opgenoemd mag worden. Het gebit verschilt bij deze drie geslachten zoo aanmerkelijk, dat het ons ondoenlijkvoorkomt, het reeds op deze plaats te beschrijven. Terwijl de Eigenlijke Zeekoe in plaats van tanden slechts een hoornachtigekauwplaat aan de binnenzijde van de onderkaak en aan het gehemelte bezat, hebben de overige Sirenen tanden in de kaken. Opde eigenaardigheden van het gebit is de verdeeling in geslachten gegrond, die volgens de